GISELA
JOÃO BRENGT NIEUWE CD 'NUA' NAAR BELGIË
GISELA
JOÃO TRAZ NOVO CD 'NUA' À BÉLGICA
Met
een zeer aparte stem en uitzonderlijke presence maakt Gisela João al
enkele jaren furore in het fado circuit. Afkomstig van Barcelos raakt
ze al heel vroeg geïnteresseerd in fado. Hierover zei ze: “Ik
heb zeven broers en zussen en al heel jong zorgde ik voor hen. Ik
lachte altijd, maar soms was ik erg triestig want ik wilde ook
spelen. Op een dag bij de afwas hoorde ik op de radio ‘Que Deus me
Perdoe’, van Amália. Het ging als volgt: ‘Als mijn gesloten
ziel/ Zich kon tonen/En wat ik in stilte lijd/ Zou kunnen vertellen/
Dan zou iedereen zien/ Hoe ongelukkig ik ben/ Hoe zeer ik geluk
veins/ Hoe ik ween al zingend…’ En ik dacht: dat ben ik”.
Ze kocht een cassette van Amália en alleen in haar kamer begon ze te
zingen.
Já
há alguns anos que Gisela João, com uma voz muito distinta e uma
presença excecional,
torna-se bastante popular no circuito do fado. É de Barcelos e desde
muito cedo estava interessado no fado. Sobre isso ela disse: “Tenho
seis irmãos mais novos e desde a primária que tomei conta deles.
Estava sempre a rir, mas às vezes estava triste porque também
queria brincar. Um dia estava a lavar a loiça e ouvi na rádio ‘Que
Deus me Perdoe’, da Amália. Aquilo dizia: ‘Se a minha alma
fechada/ Se pudesse mostrar/ E o que eu sofro calada/ Se pudesse
contar/ Toda a gente veria/ Quanto sou desgraçada/ Quanto finjo
alegria/ Quanto choro a cantar…’. E pensei: esta sou eu”.
Comprou uma cassete de Amália e no quarto dela cantava.
Op
haar zeventiende trok ze naar Porto voor een cursus mode design, en
daar kreeg ze een contract in het fadohuis ‘O Fado’. In 2011 nam
ze een plaat op met Atlantihda, één van die projecten die nieuwe
wegen zoeken voor de fado en waarmee ze ook in Brugge te gast was op
Klinkers. Dan gaat het snel, ze ontmoet Helder Moutinho, die haar
overhaalt om naar Lissabon te komen zingen en ook haar manager wordt.
Ze houdt aan een dans-fado project een vriendschap over met Anne
Teresa de Keersmaeker en
zingt ondertussen in het prestigieuse fadohuis Senhor Vinho. Ze
brengt in
2013,
op haar dertigste, haar eerste cd uit die
door een meerderheid van Portugese critici beschouwd werd als het
belangrijkste debuutalbum van de 21ste eeuw. De plaat werd
onderscheiden met de Prijs José Afonso waarbij de jury oordeelde dat
“het
misschien niet overdreven is om deze stem als het
beste te beschouwen sinds Amália”.
Com
dezassete anos ela foi para Porto para um curso de design de moda, e
aí recebeu um contrato na casa O Fado. Em 2011 gravou um álbum com
os Atlantihda, um
desses projetos que estão à procura de novos caminhos para o fado
e
com
o qual atuou no festival Klinkers em Bruges. A partir daí tudo corre
rápido, encontra Helder Moutinho, que a convence a ir cantar em
Lisboa e também torna-se o seu empresário. Um projeto dança-fado
resulta numa amizade com Anne Teresa de Keersmaeker e
entretanto ela canta na prestigiosa casa de fado Senhor Vinho. Em
2013,
com quase trinta anos, lançou
o seu primeiro CD que
foi considerado pela grande maioria dos críticos nacionais o mais
importante disco de estreia de um artista português no século XXI.
O disco foi distinguido com o Prémio José Afonso, o júri
considerando que “talvez
não seja exagero considerar a melhor voz que já apareceu depois de
Amália”.
Vorige
week, drie jaar na haar debuut album, bracht Gisela João haar lang
verwachte tweede plaat uit. ‘Nua’ is de titel en zo stelt ze zich
ook voor op de hoes. Ze zegt hierover dat de zich ‘ontkleed heeft’
en voor de plaat op zoek ging naar nummers waar ze van houdt, eraan
toevoegend dat het fado’s zijn zoals ze die aanvoelt en graag
zingt. Op de plaat presenteert de artieste
13 fado’s, werk van Alexandre O'Neill, Cecília Meireles, David
Mourão-Ferreira en de Braziliaan Cartola, originele nummers van de
rapster Capicua, Ana Sofia en Frederico Pereira, evenals klassiekers
en tradicionals uit het repertorium van Beatriz da Conceição en
Amália Rodrigues. Ze eindigt met ‘Llorona’, een schitterende
cover van de
traditionele
Mexicaanse
‘ranchera’ die voor altijd verbonden bijft met
Chavela Vargas en
die hier pure fado
wordt.
Na
semana passada,
três anos depois do álbum de estreia, Gisela João lançou
o seu
muito aguardado segundo disco. ‘Nua’ é
o título e é assim que se apresenta na capa. Ela diz que se
‘despiu’ e procurou para o disco canções das quais gosta,
explicando que são
fados
tal como ela os sente e gosta de cantar. No
disco a artista
apresenta 13 fados, obra de Alexandre O'Neill, Cecília Meireles,
David Mourão-Ferreira e o brasileiro Cartola, inéditos da rapper
Capicua, Ana Sofia e Frederico Pereira tal como temas clássicos e
tradicionais do repertório de Beatriz da Conceição e Amália
Rodrigues. Termina com ‘Llorona’, interpretação brilhante
da ‘ranchera’ tradicional mexicana que fica para sempre ligada a
Chavela Vargas e que se torna aqui num fado puro.
LABIRINTO
OU NÃO FOI NADA
Talvez
houvesse uma flor
Aberta
na tua mão.
Podia
ter sido amor,
E
foi apenas traição.
É
tão negro o labirinto
Que
vai dar à tua rua…
Ai
de mim, que nem pressinto
A
cor dos ombros da Lua!
Talvez
houvesse a passagem
De
uma estrela no teu rosto.
Era
quase uma viagem:
Foi
apenas um desgosto.
É
tão negro o labirinto
Que
vai dar à tua rua…
Só
o fantasma do instinto
Na
cinza do céu flutua
Tens
agora a mão fechada;
No
rosto, nenhum fulgor.
Não
foi nada, não foi nada:
Podia
ter sido amor
©
David
Mourão-Ferreira
|
LABYRINTH
OF
HET WAS NIETS
Misschien
was er een bloem
Open
in jouw
hand.
Het
had liefde kunnen zijn,
En
was slechts bedrog.
Zo
donker is het labyrint
Dat
uitgeeft op jouw straat…
Wee
mij, die niet eens de kleur van
De
schouders van de Maan aanvoel!
Misschien
was er de passage
Van
een ster op jouw gezicht.
Het
was bijna als een reis;
Was
slechts hartenpijn.
Zo
donker is het labyrint
Dat
uitgeeft op jouw straat…
Slechts
de schim van het
instinct
Trekt
door het grijze van de lucht.
Nu
is jouw hand gesloten;
Geen
glans op jouw gezicht.
Het
was niets, helemaal niets;
Het
had liefde kunnen zijn
©
David
Mourão-Ferreira
- eigen vertaling
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten