Toen de Portugezen in 15de eeuw de ene na de andere kolonie ontdekten, was er na verloop van tijd onvoldoende volk ter beschikking om de veroverde gebieden ook werkelijk te bezetten. Dus ging men op zoek naar 'partners. In 1450 verkreeg Jacques van Brugge (Jácome de Bruges) van de Portugese koning de toelating om het eiland Terceira (de Azoren bestaan uit 9 eilanden) te gaan ontwikkelen. Hij was in Lissabon reeds gehuwd met Sancha Rodrigues, maar liet uit Brugge volk overbrengen. Ook Isabel van Portugal werd hierbij betrokken. Toen een Portugese kloosterling in Brugge aan Joost de Hurtere vertelde dat er op de Azoren zilver en tin te vinden was, sprak deze zijn relaties aan. Zijn vader werkte immers voor Adolf van Cleef, gehuwd met Beatrijs, nicht van Isabel (zie Hof van Ravenstein). In 1468 vertrok hij met 15 man om, in opdracht van Dom Fernando, 'kapitein-donataris' te worden op het eiland Faial. Toen een jaar later nog niets gevonden was, dreigden zijn kompanen hem te vermoorden en hij vluchtte naar Lissabon. Daar werd hij door Fernando goed ontvangen en deze liet hem zelfs huwen met een edeldame uit zijn gevolg (Brites de Macedo). Hij keerde terug, aan het hoofd van Portugese legertje en herstelde de orde. Zijn naam was ondertussen Jos Dutra en de hoofdstad Horta zou naar hem genoemd zijn. Enige tijd later kreeg hij ook het eiland Pico onder zijn gezag. Op uitnodiging van Jos Dutra kwam hier ook Willem van der Haeghen terecht, die later als Guilherme de Silveira het eiland São Jorge zou bezetten. De lekkere São Jorge-kaas wordt tot op vandaag nog volgens oeroud Vlaams recept geproduceerd en is in feite een levend aandenken aan de Vlaamse aanwezigheid op de Azoren. Oorspronkelijk waren de Bruggelingen dus op zoek naar edelmetaal, en ook suikerriet werd aangeplant, zoals op Madeira met succes was voorgedaan. Men vond er echter niet wat men zocht en ook het suikerriet gedijde er niet. Toch bleven er Vlamingen toekomen, in zoverre dat op de wereldbol van Martin Behaim (1492) de Azoren vermeld staan als "Ilhas Flamengas" (Vlaamse eilanden) . Wat kwamen die er dan zoeken ? De reden was eenvoudig :ze vonden er een overvloed aan korstmos en wede. Deze plantjes vormden de basis voor kleurstoffen waarmee het laken werd geverfd. Het indigo blauw van de wede was in die tijd een teken van rijkdom en paars/wijnrood van het korstmos werd gebruikt voor koningsmantels. De techniek om het korstmos (urzela) met water te mengen en er daarna urine aan toe te voegen, bleef jarenlang een goedbewaard geheim van de Brugse wevers.
Tot slot nog een toch wel apart verhaal, dat van Ferdinand van Olmen (Fernão d'Ulmo). Toen de Portugese koning besloot om een nieuwe, westelijke, zeevaartroute naar India te zoeken, werd beroep gedaan op deze Bruggeling en hij vertrok vanop Terceira met 2 karvelen. Let wel : we schrijven 1487, vijf jaar voordat Colombus in opdracht van Spanje zou vertrekken ! Helaas, Ferdinand kreeg de natuurelementen tegen en de passaatwinden brachten hem helemaal uit koers, noordwaarts. Waarschijnlijk is het konvooi met man en muis vergaan. Maar, met wat geluk had een Bruggeling Amerika ontdekt en had Ferdinand de eer gekregen die later aan Colombus zou toe komen.
| No século XV, porque os portugueses descobriram, em curto espaço de tempo, uma colónia após a outra, houve falta de pessoas para ocupar os territórios conquistados. Então andou-se à procura de "parceiros". Em 1450, Jacques (Jácome) de Bruges, que já tinha sido casado em Lisboa com Sancha Rodrigues, foi admitido pelo rei português para ir desenvolver a ilha Terceira (os Açores têm 9 ilhas). Este mandou enviar concidadãos de Bruges.
Isabel de Portugal também foi implicada. Em Bruges, um religioso português explicou ao Joost de Hurtere que, nos Açores, havia prata e estanho e Joost fez uso das suas relações; a saber que o seu pai trabalhava para Adolf Van Cleef, marido de Beatriz, sobrinha de Isabel (ver "Solar Ravenstein"). Em 1468, partiu com 15 homens para se tornar, por ordem de Dom Fernando, "capitão-donatário" na ilha Faial. Após um ano não tinham encontrado nada pelo que os seus companheiros ameaçaram assassiná-lo. Joost fugiu para Lisboa e foi bem recebido por Dom Fernando, que até o deixou casar-se com uma senhora da corte (Brites de Macedo). Voltou aos Açores à cabeça dum pequeno exército português onde restabeleceu a ordem. Entretanto, tinha alterado o seu nome para Jos Dutra e diz-se que o nome da capital Horta é derivado do deste nome. Mais tarde também obteve a autoridade sobre a ilha Pico. A convite de Jos Dutra, chegou também Willem van der Haeghen, cujo nome foi aportuguesado para Guilherme o Silveira, que ocuparia mais tarde a ilha São Jorge. Hoje em dia o queijo excelente São Jorge continua a ser produzido segundo uma receita flamenga antiquíssima e de facto é uma lembrança viva da presença flamenga nos Açores. Então, no início os brugenses tinham ido à procura de metais preciosos. Também plantaram cana-de-açúcar, sabendo que na Madeira era um sucesso. Mas nem encontraram o que procuraram nem as plantações de cana-de-açúcar foram bem sucedidas. No entanto, chegaram cada vez mais flamengos, chegando-se ao ponto de indicá-los, no globo de Martin Behaim (1492) como "Ilhas flamengas". Então, o que é que procuravam? A razão é simples : a urzela (um líquen) e o pastel-dos-tintureiros tinham lá sido encontrados em abundância. Estas plantas eram materiais básicas para os corantes com os quais o pano flamengo era tingido. O azul índigo do pastel-dos-tintureiros tornou-se na altura sinal de riqueza e o violeta/púrpura da urzela era utilizado para os mantos reais. A técnica de misturar a urzela com água, após ter sido imergida em urina, foi durante muitos anos um secreto bem guardado dos tecelões brugenses. Para terminar mais uma história especial, a de Ferdinand Van Olmen (Fernão d' Ulmo) : quando o rei português decidiu procurar um novo itinerário marítimo pelo oeste, para encontrar a Índia, fez apelo a este brugense que partiu de Terceira com 2 caravelas. Atenção: foi no ano 1487, cinco anos antes da partida de Colombo por ordem da Espanha! Infelizmente, Fernão foi sinistrado pelos elementos da natureza e os ventos comerciais desnortiaram-no totalmente. Provavelmente os barcos naufragaram, mas com um pouco de sorte, teria sido um 'brugense' a encontrar a América e ter-lhe-iam sido rendidas as honras, que finalmente couberam a Cristovão Colombo.
|